Jaarstukken 2018

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risico-inventarisatie en - kwantificering

In onderstaande tabel zijn de risico’s gekwantificeerd, waarbij door een inschatting van de kans dat de gebeurtenis zou kunnen optreden het risicoprofiel ontstaat. Overigens kunnen de opgenomen bedragen suggereren dat de risico’s zich in die mate gaan voordoen. Er is echter sprake van inschattingen en de uitkomsten van een kansberekening. De werkelijke uitkomsten zullen hier hoogstwaarschijnlijk in alle gevallen van afwijken.

Omschrijving

Maximale omvang

Kans

Gemiddelde omvang

Risicoprofiel

10%

30%

70%

Kans x gemiddelde omvang

1. Gemeenschappelijke regelingen:

a. DSW-exploitatietekort
b. DSW-beëindiging
c. Avalex
d. Veilig Thuis

370
550
500
200

X

X
X
X

185
550
250
100

20
410
175
70

2. Open-einde regelingen:

a. WMO

500

X

250

75

b. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

1.000

X

500

350

c. Abonnementstarief Wmo

2.000

X

1.000

300

d. Jeugdzorg

2.500

X

1.250

875

e. Specifieke uitkeringen

2.300

X

1.150

115

3. Grondexploitatie Vlietvoorde

Mont
Carlo
simulatie

2.250

4. Grondexploitatie Klein Plaspoelpolder

Risk-mapping

3.785

5. Grondexploitatie Rijnlandlaan

Monte
Carlo
simulatie

72

6. MIRT-programma Duurzame bereikbaarheid Rotterdam-Den Haag

p.m.

7. Uitkeringen Gemeentefonds

3.000

X

1.500

450

8. Overige:

a. Bodemsaneringen

3.000

X

1.500

500

b. Dividend Eneco en Stedin

1.000

X

500

150

c. Bediening Sijtwendebrug

1.100

X

550

385

d. WW-uitkeringen

500

X

250

75

e. Bouwleges

500

X

250

175

f. Invoering private bouwplantoets

150

X

75

50

g. Tussentijdse verkiezingen en referenda

500

X

250

75

h. Btw-sportvrijstelling

250

X

125

90

i. Rente

1.000

X

500

350

(bedragen x € 1.000)

Hieronder wordt nader op de risico’s ingegaan.

1. Gemeenschappelijke regelingen.

  1. Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en Omstreken (DSW) - exploitatietekort

De omvang van de bijdrage van onze gemeente aan het exploitatietekort van de DSW is gekoppeld aan het aandeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg in de Gemeenschappelijke Regeling. Dit bedraagt 22,6%. Het exploitatieresultaat is daarbij opgebouwd uit het subsidieresultaat en het bedrijfsvoeringsresultaat. De DSW heeft nauwelijks invloed op het subsidieresultaat omdat deze bestaat uit de landelijk vastgestelde rijkssubsidie voor de Wsw verminderd met de loonkosten op basis van de cao Wsw. Met het bedrijfsplan DSW 2018-2022 heeft DSW ingezet op het terugdringen van het tekort op het bedrijfsresultaat. Met de maatregelen uit het bedrijfsplan is de DSW erin geslaagd om in 2018 een positief resultaat te realiseren op de bedrijfsvoering. Daardoor komt de gemeentelijke bijdrage voor Leidschendam-Voorburg € 462.320 lager uit dan begroot.
Het risico op de DSW wordt als laag  beoordeeld. In de risicoparagraaf in de begroting 2019 van de DSW is een inschatting gemaakt van de financiële risico’s. Deze zijn in totaliteit begroot op maximaal € 1,6 mln. Het aandeel van Leidschendam-Voorburg is, afgerond, 23% ofwel € 370.000.

  1. Beëindiging gemeenschappelijke regeling DSW

De gemeente zal bij de overgang naar een toekomstig Zoetermeers werkbedrijf te maken krijgen met eenmalige beëindigingskosten van het huidige SW-bedrijf. In een rapport over de toekomst van de DSW was aangegeven dat deze uitgaven zullen liggen tussen de € 5,9 en € 13,6 mln. Voor deze berekening was uitgegaan van een opheffing per 1 januari 2019. De raming van de opheffingskosten is in 2018 herzien. Mede door de verbeteringen in de bedrijfsvoering van DSW en een latere datum van opheffing komen de kosten lager uit. Bij een opheffing per 1 januari 2021 worden de kosten geschat op circa € 2,9 tot € 4,3 miljoen. De drie gemeenten maken onderling afspraken over de verdeling van deze kosten. Voor de gemeente Leidschendam-Voorburg is het maximale bedrag € 550.000. Bij de kadernota 2020 wordt de raad verzocht budget voor de opheffing en de oprichting van het nieuwe werkbedrijf beschikbaar te stellen van € 410.000.
 In 2019 worden verdere voorbereidingen getroffen tot de beëindiging van de bestaande gemeenschappelijke regeling DSW en de oprichting van het nieuwe werkbedrijf onder aansturing van gemeente Zoetermeer. Daarbij zal een definitieve liquidatiebegroting worden opgeleverd. Uiteindelijk besluiten de drie gemeenteraden over de definitieve beëindiging en de liquidatiebegroting. De kans dat er tot beëindiging van de GR wordt overgegaan wordt daarom op 90% geschat.

  1. Avalex

In de ontwerpbegroting 2019 van Avalex is een risicoparagraaf opgenomen waarin op basis van specifieke onzekerheden, risico’s zijn geïnventariseerd en beoordeeld. Deze risicoparagraaf laat een risicoprofiel zien van afgerond € 4,3 mln. Hierin is nog rekening gehouden met het risico van de hogere afvalverwerkingskosten, maar gezien de recente rechterlijke uitspraak, kan dit risico bijgesteld worden. Een aangepast risicoprofiel komt dan uit op afgerond € 2,3  mln. Dit risicoprofiel betreft een gewogen profiel, waarbij rekening is gehouden met de mate waarin dit risico zich kan voordoen. Op basis van het aandeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg in de gemeenschappelijke regeling van circa 22%, wordt uitgegaan van een bedrag van € 0,5 mln.

  1. Gemeenschappelijke Regeling GGD/VT - onderdeel Veilig Thuis

Bij Veilig Thuis wordt door de toegenomen alertheid van onder meer de politie, in de hele regio Haaglanden een toenemend aantal gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling gemeld. Deze trend heeft zich in 2017 al voorgedaan en zet nu in 2018 door. Dit is een positief maatschappelijk resultaat voor Haaglanden, maar het gaat ook gepaard met een toename van de gevraagde inzet van Veilig Thuis. Veilig Thuis werkt aan het beheersen van de kosten en terugdringen van het aantal hermeldingen. De volumestijging 2018 is reeds in de gemeentelijke meerjarenbegroting 2019 verwerkt, echter verder stijgingen zijn nog niet uit te sluiten en worden daarom als risico meegenomen.
Daarnaast is het nog onbekend wat de financiële gevolgen zijn van de invoering van de verscherpte meldcode. Hiervoor zijn door het Rijk middelen beschikbaar gesteld aan centrum gemeenten Den Haag en Delft. Of deze middelen afdoende zijn voor de toegenomen inzet van Veilig Thuis wordt in beeld gebracht.

2. Open einde regelingen

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)   

De Wmo is een open-einde regeling en kent daardoor geen bestedingsplafond. Hierdoor moet de gemeente ondersteuning blijven leveren aan haar inwoners, ook als het budget voor het betreffende jaar niet toereikend is.
De verstrekkingen van voorzieningen is gebaseerd op de Wmo en de gemeentelijke verordening voor maatschappelijke ondersteuning.

  1. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

Met ingang van 2015 worden indicaties voor huishoudelijke ondersteuning in Leidschendam-Voorburg afgegeven op resultaat. Deze vorm van indiceren wordt sinds een paar jaar toegepast in de Wmo en wordt gebruikt door veel gemeenten.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft recent en aantal uitspraken gedaan die belangrijke gevolgen hebben voor het Wmo-beleid van gemeenten op het gebied van het afgeven van indicaties op resultaat. De VWS en de VNG adviseren gemeente voorlopig om het bestaande beleid te handhaven en zorg te dragen voor de continuïteit van ondersteuning. Zodra het definitieve advies van VWS en de VNG bekend is, zal dit waarschijnlijk gevolgen hebben voor de beleid van onze gemeente.  

  1. Abonnementstarief Wmo

Het kabinet heeft per 1 januari 2019 een vaste maximale bijdrage Wmo van € 17,50 per 4 weken ingevoerd. Dit komt in plaats van de inkomensafhankelijke bijdrage.Door deze maatregel wordt de drempel voor inwoners lager om zelf te voorzien in oplossingen, zoals bijvoorbeeld het vinden van huishoudelijke ondersteuning en het uitvoeren van woningaanpassingen.
De geschatte aanzuigende werking van deze maatregel wordt naar inschatting slechts voor 50% gecompenseerd door het Rijk en komt voor risico van de gemeenten. De meerjarenbegroting van de gemeente houdt rekening met een aanzuigende werking, maar de omvang ervan is niet met zekerheid te voorspellen. Per 1-1-2019 wordt dit nauwlettend gemonitord.

  1. Jeugdzorg

De jeugdzorguitgaven zijn in 2018 opnieuw fors gestegen. De trend van de afgelopen jaren zet zich daarbij door. De kostenstijging in 2018 is vooral veroorzaakt door een sterke stijging van de gemiddelde zorgkosten per jeugdige en beperkt  veroorzaakt door een stijging van het aantal jeugdigen in zorg.

Het is niet te voorspellen of de groei van de jeugdzorguitgaven in 2018 ook in 2019 zal doorzetten. Voor 2019 zijn en worden regionaal en lokaal een aantal beheersmaatregelen genomen om de groei van de jeugdzorguitgaven te beteugelen. Extra groei, bovenop de geraamde groei, van de jeugdzorguitgaven blijft een risico. Als de zorgvraag hoger ligt dan geraamd is de gemeente wettelijk verplicht deze te leveren. Geschat wordt dat de uitgaven maximaal € 2,5 mln hoger kunnen uitvallen ten opzichte van de begrote jeugdzorguitgaven 2019. De kans wordt, gelet op ervaringen uit 2017 en 2018 beoordeeld als hoog.

Het Rijk heeft de wijziging van het woonplaatsbeginsel uitgesteld naar 2021. De beschikbare rijksmiddelen voor jeugdhulp zullen via een gewijzigd verdeelmodel over de gemeenten worden verdeeld. Dit zal in 2021 leiden tot voor- en nadeelgemeenten.

  1. Specifieke uitkeringen

De gemeente ontvangt voor de uitvoering van een aantal specifieke taken specifieke uitkeringen van de rijksoverheid of mede-overheden. Veel van deze specifieke uitkeringen kennen een min of meer structureel karakter, zoals.

  1. Onderwijsachterstandenbeleid 2011-2018;
  2. Gebundelde uitkering op grond van artikel 69 Participatiewet (BUIG) en Vangnetuitkering
  3. Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (exclusief levensonderhoud beginnende zelfstandigen) (BBZ) en
  4. Regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Hoewel de subsidievoorwaarden en verantwoordingsvereisten van bovengenoemde specifieke uitkeringen en subsidies doorgaans over de jaren gelijk zijn gebleven kan de subsidieverstrekker deze eenzijdig wijzigen. Dit kan financiële gevolgen hebben, als het eigen risicopercentage of de basis waarover deze wordt berekend door de verstrekker wordt aangepast ( BUIG), of  
door aanscherping van de verantwoordingseisen bepaalde activiteiten niet langer subsidiabel blijken ( OAB, BBZ, RMC). Omdat ten tijde van het opstellen van deze begroting nog onbekend is of de subsidie en verantwoordingseisen zullen worden aangepast/ aangescherpt is in de begroting uitgegaan van de bestaande criteria. Het risico dat de verantwoordingsvereisten zullen worden aangepast wordt geschat als laag.  Verwacht wordt dat een eventueel financieel effect maximaal 10% van de specifieke uitkeringen betreft. De totale omvang van bovengenoemde specifieke uitkeringen bedraagt circa € 23 mln.  

3, 4 en 5. Grondexploitaties Vlietvoorde, Klein Plaspoelpolder en Rijnlandlaan
De risico’s met betrekking tot de gemeentelijke grondexploitaties zijn beschreven in de paragraaf grondbeleid. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. In bovenstaande tabel is het risicoprofiel op contante waarde per 31 december  2018 opgenomen, op basis van de eerste herziening 2019 van de grondexploitaties. Dit risicoprofiel is berekend door middel van scenario analyses (Monte Carlo simulatie methode). Het risicoprofiel is bepaald met een waarschijnlijkheid van 80%. Dat wil zeggen dat op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, een risicobuffer ter grootte van het berekende risicoprofiel met een waarschijnlijkheid van 80% toereikend is om de financiële risico’s van de grondexploitatie op te vangen.

6. MIRT-programma Duurzame bereikbaarheid Rotterdam-Den Haag
Leidschendam-Voorburg zet in op behoud en verbetering van bereikbaarheid. Waar mogelijk neemt de gemeente actief deel aan (MIRT) Verkenningen en Planuitwerkingen. Zo werkt Rijkswaterstaat de plannen voor de ongelijkvloerse kruispunten op de N14 verder uit. Daar waar de gemeente aanvullende wensen heeft die buiten de scoop van het project van Rijkswaterstaat vallen, zal een eigen bijdrage van de gemeente worden verlangd. In de loop van 2019 zal verder inzicht ontstaan in het ontwerp van Rijkswaterstaat en de eventuele bijdrage vanuit de gemeente.

Leidschendam-Voorburg neemt daarnaast actief deel aan de Verkenning CID Binckhorst. Rijk, regio en de gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg verkennen samen de mobiliteitstransitie in en om het Central Innovation District (CID) van Den Haag en de Binckhorst. Tijdens het Bestuurlijke Overleg MIRT tussen rijk en regio is afgesproken dat voor de korte termijn wordt ingezet op een maatregelenpakket van € 137 miljoen. Hiervan wordt vanaf 2019 de Korte Termijn Aanpak (KTA) bekostigd, met onder andere maatregelen op het vlak van openbaar vervoer, fiets en Smart Mobility. Besluitvorming over financiering en kostenverdeling vindt in de loop van 2019 plaats.

7. Uitkeringen gemeentefonds
Er zijn vier risico's met betrekking tot de uitkeringen uit het gemeentefonds:

  1. het risico dat onderbesteding van de Rijksuitgaven of Rijksbezuinigingen doorwerken op het gemeentefonds
  2. Het risico van een lagere onderbesteding of overbesteding van het BTW compensatiefonds waardoor minder algemene uitkering gemeentefonds wordt uitgekeerd.   
  3. het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien (negatieve herverdeeleffecten)  
  4. het risico dat de bestaande verdeelmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd (exogene ontwikkelingen).

8. Overige

  1. Bodemsaneringen

Wettelijk uitgangspunt is dat alle (potentieel) verontreinigde locaties vóór 2030 zijn onderzocht en waar nodig zijn gesaneerd. Een uitzondering hierop zijn de spoedlocaties, waar een humaan of verspreidingsrisico aanwezig is. Deze locaties moeten worden gesaneerd of er moeten maatregelen zijn genomen waardoor de risico’s worden beheerst. In de gemeente zijn geen spoedeisende locaties bekend. Omdat van te voren niet bekend is of het Rijk ná 2020 nog financiële middelen beschikbaar stelt is vanaf 2020 een financieel risico aanwezig. Het financiële risico op toekomstige saneringskosten wordt geschat op € 3 mln. Het gaat hierbij om financiële risico’s, waarvoor in de projectbudgetten (nog) geen ramingen zijn opgenomen.

  1. Dividenduitkering Eneco en Stedin

Begin 2017 is Eneco gesplitst in twee zelfstandige ondernemingen die hun duurzame strategie kunnen continueren. De kans bestaat dat in enig jaar het dividend tegenvalt door tegenvallende resultaten van de ondernemingen.

  1. Bediening Sijtwendebrug

Het betreft hier een financieel risico waarbij het nog onzeker is in hoeverre de kosten voor de ombouw naar de op afstand bedienbare brug ten laste komen van de gemeente. Het genoemde maximale risicobedrag is een inschatting van mogelijke kosten die samen hangen met de inrichting van het totaal aan op afstand bedienbare bruggen van de provincie. Het is niet bekend of deze kosten ook daadwerkelijk in rekening gebracht gaan worden bij de gemeente. Een en ander is afhankelijk van de nog te maken afspraken met de provincie.

  1. WW-uitkeringen

De overheidswerkgevers zijn eigenrisicodrager voor WW-uitkeringen aan voormalige werknemers. Dit betekent dat de overheidswerkgever geen premies hoeft te betalen voor de WW maar dat een overheidswerkgever moet zorgen voor de re-integratie van de werkloze ambtenaren en de WW-uitkeringen. De duur van de uitkeringen is maximaal drie jaren.

  1. Bouwleges

De inkomsten van de bouwleges worden jaarlijks geraamd op basis van de bouwaanvragen die dan bekend zijn en worden verwacht. Aanvragen worden in de praktijk regelmatig uitgesteld of gaan soms niet door. Ook worden er nieuwe aanvragen ingediend waarmee geen rekening is gehouden. Bouwleges zijn hierdoor lastig te ramen en mutaties door enkele grote bouwaanvragen kunnen een groot effect hebben op de inkomsten.

  1. Invoering private bouwplantoets

Het plan van het kabinet is om de bouwconsument zelf te laten beslissen of zij de bouwplannen laat toetsen door een private partij of toch nog naar de gemeente gaat. Dit kan betekenen dat de gemeente minder inkomsten genereert. Het is nog niet bekend of en wanneer het wetsvoorstel in werking treedt. De private Bouwbesluittoets zal gefaseerd worden ingevoerd. Het gaat dan om bouwwerken met beperkt maatschappelijk risico.

  1. Tussentijdse verkiezingen en referenda

Voor de kosten van onverwachte tussentijdse verkiezingen en referenda zijn in de begroting geen middelen opgenomen.

  1. Btw-sportvrijstelling

Uit de startnota van het kabinet Rutte III is gebleken dat de Btw-sportvrijstelling (hierna: de sportvrijstelling) in 2019 wordt aangepast. De wijziging van de sportvrijstelling kan negatief uitpakken voor gemeenten en sportorganisaties doordat het recht op aftrek van btw verloren gaat. In de startnota werd reeds aangekondigd dat een compensatieregeling zou worden geïntroduceerd om gemeenten en sportorganisaties voor dit financiële nadeel te compenseren.

De Minister voor Medische Zorg heeft in juli jongstleden de kaders van deze compensatieregeling bekend gemaakt. In de compensatieregeling wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeenten en amateursportorganisaties. Amateursportorganisaties worden gecompenseerd door de ‘Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties terwijl gemeenten worden gecompenseerd door de ‘Regeling specifieke uitkering stimulering’.

  1. Rente

In de begroting 2019-2021 is voor wat de rente van nieuwe geldleningen betreft rekening gehouden met de rentetarieven die ten tijde van het opstellen van de conceptbegroting 2019 golden op de geld- en kapitaalmarkt. Die rentetarieven zijn onder het huidige monetaire beleid van de Europese Unie laag. Een stijging van de rentetarieven leidt tot hogere lasten. De omvang van het risico in de tabel is in een situatie dat de rente 1% stijgt.

ga terug